Beknopte geschiedenis van het kaas maken

Deel deze bijdrage:

We leggen graag een plakje kaas op brood, of snoepen een lekker blokje bij een glaasje. Je kunt je een wereld zonder kaas haast niet voorstellen. 

Kaas wordt gemaakt van melk. In de meeste gevallen gaat om melk van koeien, geiten en schapen, hoewel je tegenwoordig ook melk van andere gedomesticeerde planteneters, zoals paarden, kamelen of rendieren, kunt tegenkomen. Bij de kaasbereiding wordt gebruik gemaakt van stremsel, zuursel, zout en eventueel schimmels om de vaste stoffen uit de melk te scheiden van het vocht. Soms worden ook kruiden toegevoegd. Kaas is niet alleen lekker, het is gezond en het bevat naast dierlijk vet ook eiwit, calcium en vitamies A, B en D.

De oorsprong van kaas

Voor de geschiedenis van het kaas maken moeten we zes- tot zevenduizend jaar terug in de geschiedenis. Waar het precies is begonnen en op welke manier, dat blijft gissen. De meest waarschijnlijke theorie is dat nomaden melk van hun runderen of geiten mee wilden nemen van de ene kampplaats naar de volgende. Ze gebruikten dierlijke materialen om vloeistoffen als melk in te vervoeren, vaak varkens- of rundermagen. Tijdens de tocht was alles in beweging en ook de melk werd flink door elkaar geklotst. De bacteriën die in die maagwand aanwezig waren zorgden voor de omzetting van de zure melk in vloeibare en vaste delen. In die vaste delen lag het begin van kaas.

Kaas in de vroege Nederlandse streken

Ook in Nederland werd al in de prehistorie kaas gemaakt.  Aardewerken potjes, daterend van ongeveer 800 voor Christus zijn hiervan de oudst bekende bewijzen.  Deze potjes waren voorzien van gaatjes waardoor het vocht van de wrongel, het vaste bestanddeel van de jonge kaas, kon uitlekken.  Julius Caesar schreef in zijn boek ‘De bello Gallico’(= over de oorlog in Gallië) al over de kaas die hier in onze streken werd gemaakt en gegeten. Overigens, ons Nederlandse woord kaas is afgeleid van het Latijnse woord caseus.

Kaas in de middeleeuwen

Het Nederlandse landschap met natte bodem en veel weidevelden was zeer geschikt voor het houden van melkvee. De Nederlanden waren dus al vroeg in de geschiedenis een logische leverancier van melkproducten zoals kaas. De Nederlandse kaas was al in de middeleeuwen een bekend product dat naar het buitenland werd geëxporteerd. In de jaren ná de middeleeuwen ontwikkelde de Nederlanden zich steeds nadrukkelijker als een echt kaasland. Zo was de stad Alkmaar alom bekend als kaasstad, met zelfs vanaf 1581 een echte kaaswaag.

Kaasmaken in de 18e en 19e eeuw

Kaasmaken was in vroeger tijden vooral een ambacht dat op boerderijen werd beoefend. Het waren vooral de boerinnen die zich met het proces van kaasmaken bezig hielden. Dat zorgde vanzelfsprekend voor een grote verscheidenheid in soorten, maten en smaken. Uiteraard waren er per streek en per soort kaas vaste recepten. Dit ambachtelijke kaas maken op de boerderijen zelf zou in de 18e en 19e eeuw doorgaan, tot er op het eind van de 19e eeuw een verandering optrad.

Zuivelfabrieken en kaasboerderijen in Nederland

Op het einde van de 19e eeuw veranderde het kaaslandschap. De groei van de bevolking in verstedelijkte gebieden maakte een betere organisatie van de voedselproductie noodzakelijk. Er ontstonden zuivelfabrieken waardoor de melk op centrale plaatsen verwerkt werd tot diverse producten. Dat betekende ook dat de kaasproductie meer en meer gecentraliseerd werd. Toch betekende het niet het einde van het kaasmaken op boerderijen. Op een groot aantal boerderijen, met een nadruk op Zuid-Holland en Utrecht, wordt nog steeds kaas gemaakt. Op deze kaasboerderijen kun je vaak bijzondere kazen kopen.

En nu: kaas!

Kaas is nog steeds een populair product. We eten per persoon per jaar gemiddeld bijna 15 kilo kaas.  Dat doen we op brood, op de pizza, of lekker uit het vuistje. Ook wordt kaas in allerlei gerechten verwerkt. Ons kaasassortiment is tegenwoordig niet alleen beperkt tot de Nederlandse kazen, er worden ook kazen geïmporteerd uit andere Europese landen. Nederland zelf is nog steeds een belangrijk kaasland, dat per jaar zo’n 500 miljoen kilo kaas exporteert naar andere landen, vooral naar Duitsland, België en Frankijk. 

Is het niet heerlijk, dat er zoveel lekkere kazen zijn om uit te kiezen?

5 comments

  1. Ik eet wel graag kaas maar wel niet alle soorten. Leuk artikel en heel interessant en informatief geschreven, Hans.

Laat een antwoord achter aan Fany Van Hemelen Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.