Lang is de blokfluit een ideaal instrument geweest voor de beginnende muzikant. Ook op lessen AMV (Algemene Muzikale Vorming) werd de blokfluit dankbaar ingezet. Voordeel: kinderen hadden snel resultaat. Maar er was ook een nadeel: de blokfluit werd meer en meer beschouwd als een leer-instrument, dat er in de wereld van de muziek eigenlijk niet toe deed. Fout, natuurlijk. De geoefende speler kan met zijn blokfluit zijn publiek betoveren.
Historie van de blokfluit
Hoewel de blokfluit, of zijn directe voorouder, waarschijnlijk al veel langer heeft bestaan, werden de eerste beschrijvingen van het instrument pas ongeveer vanaf de veertiende eeuw op schrift gesteld. Vreemd is dat niet, het schrift werd in die periode meer gebruikt voor kerkelijke of staatkundige zaken, dan voor frivole onderwerpen, zoals de muziek. Boeken over de blokfluit werden in 1511, door Sebastian Virdung en later in 1535 door Silvestro Ganassi geschreven.
Naamgeving muziekinstrument
De naam blokfluit heeft het muziekinstrument pas gekregen aan het begin van de twintigste eeuw. De blokfluit maakte een soort van revival mee, toen het grote publiek het instrument weer herontdekte. Vóór de naam blokfluit in zwang raakte, werden andere namen gebruikt:
- De snavelfluit. Deze naam werd ingegeven door de vorm van het mondstuk.
- De vlakfluit
- De handfluit.
- De bekfluit. Deze naam is ‘verwant’ aan de snavelfluit, en is ook ingegeven door de bekvorm van het mondstuk. Het is ook mogelijk, dat deze naam is afgeleid van de Franse naam voor blokfluit: Flûte à bec.
- De gemene fluit. Heeft niets te maken met het karakter! In het Oud-Nederlands was ‘gemene’ een normaal woord, dat ‘gewone’ betekende. De gemene fluit is dus heel simpel: de gewone fluit. Dit om hem te onderscheiden van de dwarsfluit.
Opbouw van de fluit
Een blokfluit bestaat meestal uit twee of drie delen: de kop, het middendeel en tenslotte de voet. Hoger gestemde blokfluiten, zoals de sopraan-blokfluit en de sopranino, hebben doorgaans maar twee delen, bij deze instrumenten zijn voet en middendeel tot één deel gecombineerd. Je kunt de delen in elkaar schuiven, door de ‘tap’ in de ‘tapholte’ te schuiven. Om meer grip te hebben en ervoor te zorgen, dat de delen niet onverwacht uit elkaar schuiven, zijn de taps voorzien van ofwel een kurklaagje, ofwel een wikkeling van garen. Op het middendeel vind je de vingergaten, waarvan er één aan de onderkant zit: het duimgat. Aan de bovenkant zitten nog eens zeven gaten. Heeft een blokfluit barokboring, dan zijn de onderste twee gaten dubbel uitgevoerd. Hierdoor kunnen ook halve tonen enigszins zuiver gespeeld worden. Op grotere, lager gestemde blokfluiten, zoals tenor en bas, komen de onderste vingergaten te ver uit elkaar zitten om te kunnen bespelen. Daarom wordt voor de lagere instrumenten gebruik gemaakt van kleppen.
Vingergaten
Je maakt verschillende tonen door gaten te openen of te sluiten. De linkerhand ligt hierbij ‘boven’, ofwel: het dichtst bij het mondstuk. Wijsvinger, middelvinger en ringvinger van de linkerhand openen of sluiten de drie bovenste gaten. De duim van de linkerhand sluit, soms gedeeltelijk, het duimgat aan de onderzijde. Van de rechterhand komen wijsvinger, middelvinger, ringvinger én pink in actie. De rechterduim sluit geen gaten, maar helpt de fluit stabiel te houden.
Toonvorming op de blokfluit
Je ziet op het plaatje een afbeelding van de kop van een blokfluit. Het mondstuk is aan de zijkant goed te zien, het stukje met donkerder kleur is het blok, waar de fluit naar genoemd is. Aan de bovenkant zie je het venster en het labium. Je blaast lucht door het mondstuk, die vervolgens door de kernspleet gaat en in het venster tegen de zijrand van het labium komt. Hierdoor wordt de lucht in trilling gebracht en hoor je een toon. De lucht vervolgt zijn weg door de fluit. Zijn alle vingergaten gesloten, dan heeft de weg een langere weg af te leggen en klinkt er een lage toon. Door vingergaten te openen, klinkt er een hogere toon. Door ‘over te blazen’, dat wil zeggen dat je harder blaast, kun je nog hogere tonen maken. Hierbij wordt het duimgat een klein beetje geopend, zodat de luchtkolom in de fluit een andere lengte krijgt.
Onderhoud
Het is onvermijdelijk, dat bij het blokfluiten de fluit vochtig wordt. En soms méér dan dat. Als de kernspleet vol met vocht en vuiligheid komt te zitten, zal de toonvorming worden verstoord. De fluit gaat dof klinken en tonen willen zelfs helemaal niet lukken. Vocht is eenvoudig te verwijderen door de fluit even door te blazen. Leg een vinger op het venster, zodat er geen lucht kan ontsnappen én geen toon wordt gevormd. Blaas de fluit even krachtig door. Hierna kun je weer doorspelen. Zorg dat de fluit na gebruik wordt gedroogd of laat hem uitwasemen. Leg de vochtige fluit niet zomaar strak ingepakt weg, geef schimmels geen kans.
Familie
Zoals zoveel blaasinstrumenten, is er ook van de blokfluit een hele familie. De kleinere leden van de familie kunnen slechts kleine luchtkolom bevatten, dus hogere tonen. De grotere familieleden bevatten langere luchtkolommen en klinken dus lager.
Familieoverzicht
Familielid |
Gestemd in |
Garkleinflötlein (letterlijk: het héle kleine fluitje) | c3 |
Sopranino-blokfluit | f2 |
Sopraan-blokfluit | c2 |
Alt-blokfluit | f1 |
Tenor-blokfluit | c1 |
Bas-blokfluit | f |
Grootbas-blokfluit | c |
Contrabas-blokfluit | F |
Subgrootbas-blokfluit | C (Sub: octaaf lager dan de grootbas) |
Subcontrabas-blokfluit | F (Sub: octaaf lager dan de contrabas) |
Bereik
Elke blokfluit kan twee de tonen van twee octaven spelen, meestal met één toontje extra. Het bereik van de instrumenten overlapt elkaar. Een sopraanblokfluit speelt vier tonen hoger dan een altblokfluit. Een sopranino is weer drie tonen hoger dan een sopraan. Je ziet dat de familieleden steeds om en om een octaaf van elkaar verschillen. In het plaatje zie je het bereik van de verschillende instrumenten in beeld, en zie je de overlap en het octaafverschil beter in beeld.
De familieleden in het midden van de tabel zie je vaker, de hele grote, laag klinkende sub-basinstrumenten of de hele kleine garfkleinflötlein wat minder.
Alternatieve stemmingen
Tegenwoordig is de stemming van de verschillende blokfluitleden gestandaardiseerd. Dat is wel zo handig. In het verleden zijn er ook blokfluiten met een andere stemming geweest, bijvoorbeeld gestemd in d, g of bes.
Genoeg te doen
Er is veel muziek gemaakt voor de blokfluit. De alleroudste muziek komt uit het eind van de middeleeuwen en het begin van de renaissance. Het schrijven voor de blokfluit is toen niet opgehouden, er zijn hele bibliotheken beschikbaar. Als je zelf blokfluit leert spelen, dan heb je genoeg keuze. Het wordt natuurlijk vooral leuk, als je met meerdere mensen samen speelt. Er is ook genoeg meerstemmige muziek, geschreven voor kleiner of groter blokfluitensemble. Er is meer dan genoeg te doen!
Blokfluitgrepen
Om de juiste tonen te spelen moet je de goede grepen toepassen. Ofwel, de juiste gaatjes moeten dicht of open zijn. Een overzicht van de blokfluitgrepen vindt je via deze link.
Bron(nen):
-
Muziek onder woorden (1977, Kluwerpers)
-
Reinaert Systematische Encyclopedie, deel 19 ‘Muziek’
-
www.blokfluitpagina.nl
-
www.muziekindex.nl